Procederen over fosfaatrechten: geduld van een melkveehouder beloond
Maximaal één procent van de duizenden beroepsprocedures fosfaatrechten wordt gegrond verklaard. De betreffende melkveehouder bleef geduldig en dat wordt nu beloond.
Vier jaar geleden is het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd. Er lopen nog altijd juridische procedures tegen het aantal toegekende fosfaatrechten. Op basis van de vele uitspraken die door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zijn gedaan, is duidelijk dat de slagingskans klein is. Maar niet iedere melkveehouder heeft pech, soms wordt geduld beloond.
Stelsel van fosfaatrechten
Bij de invoering van het stelsel van fosfaatrechten kreeg iedere melkveehouder op basis van het aantal stuks melkvee (diercategorie 100, 101 en 102) dat op de peildatum 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig was, een hoeveelheid fosfaatrechten toegekend. Er werd een generieke korting van 8,3% toegepast op dat fosfaatrecht. Grondgebonden bedrijven en bedrijven met een relatief klein mestoverschot uitgezonderd.
Het stelsel van fosfaatrechten kende een zeer sobere knelgevallenregeling. Een dierziekte of de ziekte van een ondernemer waren enkele categorieën die in aanmerking kwamen voor extra fosfaatrechten. De voorwaarden om als knelgeval gekwalificeerd te worden, waren strikt en in veel gevallen strandde een verzoek om extra fosfaatrechten dan ook.
De vastgestelde hoeveelheid fosfaatrechten geldt als productieplafond en is dus van essentieel belang voor de continuïteit van een onderneming. Het is daarom niet vreemd dat er bij de invoering veel juridische procedures startten tegen de toekenning van de hoeveelheid fosfaatrechten. Jurist Anita van Bavel stond meerdere melkveehouders bij in hun strijd extra fosfaatrechten te verkrijgen. Op 1 februari 2022 werd het geduld van één melkveehouder beloond met een positief bericht (ECLI:NL:CBB:2022:55).
Casus
De groei in de veestapel van de betreffende melkveehouder was in het melkquotumtijdperk al in gang gezet en in 2014 was de extra stalcapaciteit gerealiseerd. Op basis van de verleende vergunningen mocht de melkveehouder 110 melkkoeien en 109 stuks jongvee houden. In 2013 werd er op het bedrijf voor het eerst para-tbc geconstateerd. Dit is mede van invloed geweest op de veebezetting. Om de besmetting de kop in te drukken werden besmette dieren zo spoedig mogelijk van het bedrijf afgevoerd. Ook andere factoren speelden hierbij een rol.
De melkveehouder had zich tijdig gemeld voor de knelgevallenregeling, maar dat leverde niets op. Er werd namelijk niet voldaan aan de zogenaamde ‘5%-eis’. Deze voorwaarde houdt in dat alleen als een melkveehouder aantoont dat het toegekende aantal fosfaatrechten minimaal 5% lager is door bijvoorbeeld diergezondheidsproblemen, het aantal fosfaatrechten wordt bepaald aan de hand van het melkvee (diercategorie 100, 101 en 102) waarover deze veehouder zonder deze buitengewone omstandigheden zou hebben beschikt.
Uitspraak
In de uitspraak van 1 februari 2022 is vastgesteld dat het veebestand in het tweede kwartaal van 2013 bestond uit zo’n 105-110 melkkoeien en hetzelfde aantal stuks jongvee. Dit betekent dat het aantal toegestane dieren dus al ruim vóór de peildatum 2 juli 2015 daadwerkelijk werd gehouden. Op de peildatum is het aantal melkkoeien echter gezakt naar 83 stuks. Vanwege het grote aantal stuks jongvee (123 stuks) op 2 juli 2015 is het college van mening dat de melkveehouder bezig was terug te groeien naar het veebestand dat aanwezig was voordat de nadelige gevolgen van de para-tbc zichtbaar werden.
Volgens het college is het aannemelijk dat de daling van het veebestand is veroorzaakt door een combinatie van bijzondere factoren, waaronder de para-tbc. Deze factoren zijn niet bestreden. Het herstel van het veebestand, wat is toegestaan en in werkelijkheid gehouden werd, is in deze situatie doorkruist door de peildatum 2 juli 2015. Het college is dan ook van mening dat de betreffende melkveehouder onevenredig zwaar getroffen wordt. Er is sprake van een individuele en buitensporige last voor zover het veebestand niet op het oorspronkelijke en toegestane niveau teruggebracht kan worden. Het stelsel van fosfaatrechten is niet bedoeld om herstel van een door bijzondere omstandigheden onbedoeld geslonken veestapel onmogelijk te maken.
Nieuwe beslissing op bezwaar
Het college heeft besloten het beroep gegrond te verklaren en heeft de minister van LNV opgedragen opnieuw naar de kwestie te kijken. Er volgt binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar. Het college heeft hierbij aangegeven dat er ontheffing verleend moet worden voor het buitensporige deel van de last. Dit betekent 27 melkkoeien (110-83) x excretieforfait 45,6 = 1.231 kg fosfaat. De aan de ontheffing te verbinden voorwaarden moeten nog door de minister van LNV vastgesteld worden.
Schade
De ontheffing geldt met terugwerkende kracht naar 1 januari 2018. De melkveehouder heeft de afgelopen jaren zelf al maatregelen getroffen om niet in strijd met het uitbreidingsverbod uit de Meststoffenwet te handelen. Sinds de invoering van het stelsel van fosfaatrechten mag een melkveehouder tenslotte niet meer melkvee houden dan waarvoor hij fosfaatrechten heeft.
De melkveehouder heeft de afgelopen jaren de hoeveelheid fosfaatrechten die hij tekort kwam, geleased. Hiervoor heeft hij kosten gemaakt. Op basis van de uitspraak van het college was dit achteraf bezien niet nodig geweest. De melkveehouder is dan ook van mening dat hij schade geleden heeft. Dit betekent dat jurist Anita van Bavel binnenkort een verzoek om schadevergoeding indient namens de melkveehouder.
Meer informatie of advies?
Wilt u meer weten of advies? Of wenst u bijgestaan te worden in een juridische procedure? Neem dan contact op met Anita van Bavel, jurist agrarisch recht en bestuursrecht via telefoonnummer 013-4647177 of stuur Anita een e-mail.