‘Maiskuilen vaker oorzaak van boterzuur in melk dan gedacht’

Boterzuuraantasting in melk is een bekend kwaliteitsprobleem binnen de zuivelketen. Waar vaak natte graskuilen als hoofdoorzaak worden gezien, toont onderzoek van Eurofins aan dat meer dan 60% van de boterzuurproblemen in melk afkomstig is uit maiskuilen.
Nu de maisoogst in volle gang is, is het extra belangrijk om aandacht te besteden aan het inkuilproces. Door nu al te kiezen voor een zorgvuldig inkuilmanagement kunnen melkveehouders problemen in de komende maanden voorkomen.
Eurofins-onderzoek: verrassende inzichten
Uit analyses van Eurofins Agro blijkt dat maiskuilen vaker dan graskuilen de oorzaak zijn van boterzuurafwijkingen in melk. Vooral maiskuilen met broei of schimmels vormen een risico. Zuurstof in de kuil leidt tot broei en een hogere pH, wat de groei van boterzuurbacteriën stimuleert.
Van zuurstof tot boterzuur: hoe broei ontstaat
Oscar Koppelman van Pioneer legt uit: ‘Broei ontstaat wanneer zuurstof in de kuil terechtkomt, tijdens het uitkuilen aan het snijvlak bijvoorbeeld. Zodra zuurstof aanwezig is, worden gisten actief. Deze gisten zetten suikers en melkzuur om in warmte en CO2, waardoor de temperatuur gaat stijgen.’ Omdat de gisten ook melkzuur vreten, verhoogt dit de pH. ‘Dit creëert een ideale omgeving voor schimmels en ongewenste bacteriën, waaronder dus ook boterzuurbacteriën’, zegt Koppelman.
Broei als aanjager van boterzuurvorming
‘De verhoogde pH en de warmte door broei zorgen ervoor dat boterzuurbacteriën zich kunnen ontwikkelen’, geeft Koppelman aan. ‘Boterzuur komt via het voer in de mest terecht en uiteindelijk in de melk. Vooral kuilen met zichtbare broei of schimmelvorming vormen een risico. Als u dus broei kunt beperken, beperkt u ook indirect het risico op boterzuur.’
Broei voorkomen is boterzuur vermijden
Een belangrijke manier om het risico op broei – en daarmee ook boterzuurvorming – te beperken, is goed inkuilmanagement: een goede verdichting, in combinatie met een ruime voersnelheid. Ook een recht snijvlak en grond op de bult helpen broei te voorkomen.
Koppelman: ‘Verder is het gebruik van een inkuilmiddel zoals 11A44 belangrijk. 11A44 is een enkelvoudige broeiremmer – alle focus dus op broei remmen – en bevat een speciaal geselecteerde bacterie die melkzuur omzet in azijnzuur en propionzuur. Deze zuren remmen de groei van gisten, waardoor broei wordt tegengegaan’, legt hij uit. ‘Door het gebruik van 11A44 verkleint u de kans op broei, maar dus ook op boterzuurafwijkingen in melk afkomstig uit maiskuilen.’
Wilt u meer weten over het gebruik van inkuilmiddelen?
Download dan de brochure ‘Het ruwvoer moet gewoon perfect zijn!’.