Aminozuurdekking bij laag eiwit in rantsoen
Al het goede eiwit is opgebouwd uit aminozuren. Een koe maakt zelf in de pens van onbestendig voereiwit microbieel eiwit, wat een super samenstelling heeft voor melkeiwitproductie. Ongeveer 70 procent van de eiwitbehoefte van een koe wordt door microben in de pens geproduceerd. We hebben weinig invloed op de samenstelling van het microbiële penseiwit, maar wel op de hoeveelheid die wordt aangemaakt.
De rest van de eiwitbehoefte moet komen uit bestendig voereiwit. Pensbestendige methionine en pensbestendige lysine zijn de aminozuren waar een koe het eerst een tekort aan heeft. De behoefte is vooral afhankelijk van de productie van grammen melkeiwit per koe per dag. Hoe meer eiwit een koe produceert, hoe hoger de (W)DVE- behoefte. Deze DVE-aanvulling moet tussen de 6 en 6,2 procent darmverteerbaar lysine bevatten en tussen de 2 en 2,2 procent darmverteerbaar methionine. Algemeen geldt dat hoe lager de hoeveelheid ruw eiwit in een rantsoen, des te belangrijker de eiwitkwaliteit, oftewel de aminozurendekking.
In het begin van de lactatie heeft een koe een grote behoefte aan glucogene energie. Bij een negatieve energiebalans en bij rantsoenen met een energietekort op darmniveau (lees te weinig bestendig zetmeel), zal een koe glucogene aminozuren gaan gebruiken als energiebron. Hierbij gaat veel eiwit verloren, omdat dit een inefficiënte manier van energieverstrekking is. Willen we dat een koe het aangeboden voereiwit zoveel mogelijk kan gebruiken, dan moeten we zorgen dat er voldoende energie op darmniveau wordt aangeboden. Daarvoor hebben we normen in de vorm van bestendig zetmeel.
Voeren op 150 gram ruw eiwit in rantsoenen is al een uitdaging. Omdat de aminozurenbehoefte een percentage is van de DVE-behoefte is, houdt dat in dat je snel een aminozurentekort hebt als je de DVE-dekking niet haalt of als de pens niet optimaal werkt.
Omdat het microbiële eiwit dat een koe zelf in de pens maakt, bijna altijd dezelfde samenstelling heeft, kunnen we alleen op aminozuren sturen met pensbestendige grondstoffen die elk een eigen aminozurensamenstelling hebben.
Zo is sojaschroot in verhouding rijk aan darmverteerbaar lysine en raapzaadschroot bevat in verhouding meer darmverteerbaar Methionine. Raap en soja kunnen ook in pensbestendige vorm geleverd worden, waardoor de lysine- en methioninegehalten op darmniveau hoger worden. Daarnaast is er de mogelijkheid om losse pensbestendige aminozuren bij te voeren. AminoShure- XM (methionine) en AminoShure- L (lysine) zijn daarvan voorbeelden.
De inzet van aminozuren hangt af van onderstaande zaken:
- Opbrengstprijs van melkeiwit en de kosten van eiwitrijke grondstoffen.
- Kosten soja/raap ten opzichte van losse aminozuren. Als je soja of raap voert, voer je ook energie en je voert een groter volume, wat ook ander voer verdringt. Is de energie en DVE-dekking op peil, maar de aminozurendekking niet, dan is aanvulling met losse aminozuren een goede optie. Van aminozuren voer je misschien 50 tot 70 gram.
- Bij (verplicht) voeren op laag ruweiwitniveau, komen losse aminozuren nog sneller in beeld.
Aminozuren zijn niet alleen nodig voor de productie, maar ook voor groei en vruchtbaarheid en spelen een belangrijke rol in vele metabole functies. Voor een optimale opstart van de koeien is het belangrijk dat de aminozurendekking in de close-upperiode al op peil is. Daarna zijn in de opstartfase aminozuren belangrijk bij de omzetting van lichaamsvet in beschikbare energie. Dit verhoogt de weerstand en zorgt voor een betere energievoorziening, wat positief is voor de productie.