Melk jij de juiste koe?
Als veehouder wil je efficiënt gebruikmaken van de melkrobot. Jij toch ook? We moeten ons namelijk realiseren dat elke voor- en nabehandeling energie, water en verbruiksmiddel vraagt. De melkingen die we dan op een dag uitvoeren, moeten wel een doel dienen. En de kosten moeten opwegen tegen de baten. Een juiste verdeling van melkingen is daarom erg belangrijk. Maar hoe zorg je voor het optimale aantal melkingen voor jouw veestapel?
Eerder schreven we al eens het artikel Hoe vaak mag je een koe eigenlijk melken? Dat heeft voor veel vragen gezorgd aan onze adviseurs. Het is echter geen abc’tje dat je zomaar even bij elk bedrijf toepast en dat voor het gewenste resultaat zorgt. De basis kunnen we goed neerzetten. Alleen als we gaan optimaliseren, dan hebben we te maken met bedrijfsspecifieke kenmerken. Waar we rekening mee moeten houden, gaan we in dit artikel bespreken.
Waar begint het mee?
Eerst even het geheugen opfrissen. Waarom willen we ook alweer een verdeling van het aantal melkingen? We willen efficiënt gebruikmaken van de melkrobot, met welke bezetting dan ook. De melkingen moeten wel een doel dienen, want iedere voor- en nabehandeling vraagt energie, water en verbruiksmiddel. De kosten moeten opwegen tegen de baten.
Een juiste verdeling van melkingen door middel van de melkpermissie is belangrijk, zodat er voldoende ruimte is voor de verse koeien om gemolken te worden. Ten eerste omdat deze dieren in het begin van de lactatie de ruimte moeten krijgen om de productie optimaal te stimuleren. Daarnaast moeten zij ook voldoende krachtvoer kunnen opnemen tijdens hun bezoeken. Ranghoge dieren zorgen uit zichzelf voor een frequent bezoek, de ranglage dieren zijn juist gebaat bij de juiste instellingen, zodat zij ook de mogelijkheid krijgen om gemolken te worden.
Ten tweede willen we dieren melken wanneer er voldoende melk in de boezem beschikbaar is. Deze direct beschikbare melk zorgt ervoor dat we vlot kunnen melken en dat de speenbelasting lager is. In relatie tot de uiervulling is ook de positie van de spenen onder de uier belangrijk. De perfecte uier kan altijd worden aangesloten, maar elke veestapel kent ook minder perfecte uiers. Met voldoende vulling kunnen deze dieren snel en goed worden aangesloten.
Als we dit willen, dan hebben we een aantal bedrijfsfactoren waar we rekening mee moeten houden:
- de bezetting van de VMS-melkrobot
- de gift per melkbeurt die we nastreven
- de gemiddelde dagelijkse melkgift van de veestapel
Deze factoren zorgen ervoor dat we de juiste uitgangspunten hebben en dat we kunnen zorgen voor een optimaal gebruik van de VMS.
Optimale dynamische-melkpermissie-instellingen
Om de optimale instellingen te vinden op bedrijfsniveau moet er naast met bedrijfsfactoren ook met een aantal koefactoren rekening worden gehouden. Als we vanuit het diergezondheidsaspect kijken, moet er tussen twee melkingen ten minste 5 uur tijd zitten. Daarnaast is een melkgift per melkbeurt van 10 kilogram of meer gewenst, eigenlijk nooit lager dan 8 en nooit hoger dan 14 kilogram.
Uiteraard heeft de gemiddelde melkgift van de veestapel hier grote invloed op. Als stelregel hanteren we de gemiddelde melkgift van de veestapel gedeeld door drie. Afhankelijk van de bezetting van de VMS-melkrobot, wordt deze naar boven (volle bezetting) of beneden (lage bezetting) afgerond.
Deze melkgift per melkbeurt waar we naar streven, stellen we in als de verwachte melkgift in de dynamische-melkpermissie-instellingen. Dit is de benaming voor een module in DelPro Farm Manager waarin de instellingen worden geregistreerd voor de melkpermissiebepaling van de individuele dieren op basis van lactatiestadium, pariteit, uren sinds laatste melkbeurt en verwachte melkgift in kilogrammen.
Daarnaast hanteren we een aantal uur sinds de laatste melkbeurt als vangnet. Zo zorgen we ervoor dat koeien een minimaal aantal keren per dag gemolken kunnen worden. Dit gebeurt als een koe binnen deze tijd de drempel van de verwachte melkgift nog niet heeft bereikt.
Inzicht in uw situatie
Om de effecten van de dynamische melkpermissies inzichtelijk te maken gebruiken onze adviseurs een tool. Hiermee kunnen ze eenvoudig laten zien hoe de potentiële melkingen zijn verdeeld voor uw koeien. U kunt dan in één oogsopslag zien welke koeien op basis van verstreken tijd en welke koeien op basis van verwachte melkgift melktoestemming krijgen.
Door een grafiek op bedrijfsniveau krijgt u inzicht in de mogelijkheden van uw veestapel. Als u wilt dat dieren met een hoge productie in het begin van de lactatie vaak gemolken mogen worden, dan moeten vooral deze dieren in de verse periode nagenoeg onbeperkt toegang krijgen. Door de kilogrammen in de eerste en tweede periode gelijk te houden zal een dier ook niks merken van de overgang naar de middenperiode. Het aantal melkingen blijft daarmee op peil en de potentie die het dier heeft, blijft daarmee benut. Ook de potentie van de VMS blijft benut door deze te gebruiken voor de meest efficiënte melkingen. Hierdoor blijft de kostprijs van de geproduceerde kilogrammen geoptimaliseerd.
Als we kijken naar de twee onderstaande afbeeldingen, waarin hetzelfde bedrijf is te zien maar met andere instellingen, zien we in grafiek 1 een lage drempel qua uren. Hierdoor krijgen veel dieren melkpermissie op basis van uren. In potentie heeft een groot deel van de veestapel dus veel melkpermissie, waardoor we ook veel melkingen krijgen met een lagere melkgift per melkbeurt. Wanneer we dit vergelijken met grafiek 2, waarin de drempel qua uren is verhoogd naar 10 en waarmee we sturen op de kilogrammen per melking en de uren te gebruiken als vangnet, zien we dat de dieren met een hoge productie nog steeds vaak gemolken kunnen worden. Ook zien we dat de dieren met een lagere productie minder vaak mogen komen, waardoor we de VMS de ruimte ook geven de juiste dieren te melken.
Bent u geïnteresseerd wat dit voor uw bedrijf betekent, of hoe dit voor uw bedrijf eruit ziet? Neem dan contact op met uw Dairy Advisor, die helpt u graag verder.
Grafiek 1 – Overzicht waarin elke stip een koe vertegenwoordigd, alle dieren in het blauwe vlak hebben melktoestemming op basis van uren. Daarboven krijgen de dieren melktoestemming op basis van kilogrammen. Dieren in het middelste blauwe vlak (na 80 dagen in lactatie, dagelijkse productie van maximaal 36,0 kg) krijgen elke 6 uur melktoestemming, dit betekent dat zij in potentie 4 keer per dag gemolken mogen worden ongeacht hun productie. Dieren met een productie hoger dan 36 kg mogen, afhankelijk van hun productieniveau, vaker dan 4,0 keer per dag gemolken worden. Voor een dier met een productie van 50 kg betekent dit 50 kg productie:9,0 kg per melkbeurt = 5,5 potentiële melkingen per dag.
Grafiek 2 – Overzicht waarin elke stip een koe vertegenwoordigt, alle dieren in het blauwe vlak hebben melktoestemming op basis van uren, en daarboven krijgen de dieren melktoestemming op basis van kilogrammen. Dieren in het middelste blauwe vlak krijgen elke 10 uur melktoestemming, dit betekent dat zij in potentie 2,4 keer per dag gemolken mogen worden ongeacht hun productie. Dieren met een productie van 22 kg of meer mogen, wanneer zij voldoen aan de verwachte melkgift in de uier van 9,0 kg of meer, gemolken worden. Voor een dier met een productie van 50 kg betekent dit 50 kg productie:9,0 kg per melkbeurt = 5.5 potentiële melkingen per dag.